Sneivelstrutje & JeDeWe
De Langstraat stond in de 19e eeuw bekend als het ''Sneivelstrutje" (Jeneverstraatje) en dat zegt genoeg over het drankgebruik in die tijd.
Het Machinaal
De linnenweverij die in 1863 werd gevestigd in de Langstraat was de eerste textielfabriek die geheel door stoomkracht werd aangedreven. Hier werden voor het eerst de weefgetouwen machinaal aangedreven. De linnenweverij, in de Geldropse volksmond 'Het Machinaal' genoemd, werd gesticht door Willem Vissers, een uit Drunen afkomstige timmerman, Jan Mathijs Eijcken, Antoon Stephanus Eijcken en De Booij uit Den Bosch. In 1864 werd het fabrieksterrein uitgebreid met de aankoop van een perceel grond van het Armbestuur tussen de fabriek en de Burght. In 1874 werd de vennootschap 'Vissers, Eijcken en De Booij' ontbonden, omdat A.S. Eijcken ten gevolge van een treinongeluk was overleden. Zijn weduwe zette het bedrijf voort samen met Willem Vissers en Jan Mathijs Eijcken onder de naam Vissers en Eijcken.
In 1933 werd het bedrijf gesloten. In 1940 werden de leegstaande gebouwen aangekocht door de N.V. Jansen de Wit, kousenfabriek te Schijndel.
Dit was een spinnerij waar het garen voor het weven werd gemaakt. De Koninklijke Kousen- en Sokkenfabriek Jansen De Wit (JéDéWé ofwel De Sok 1915-1985) vindt haar oorsprong in de buurt van Eindhoven. De oprichter van het bedrijf was Martinus Jansen, kousenmaker van beroep, die rond 1840 in Tongelre een kleine machinale kousenbreierij begon.
Sneivelstrutje
De fabriek van Jansen de Wit stond aan de Langstraat. Ook wel sneivelstrutje (jeneverstraatje) genoemd. Lees hieronder het verhaal over het sneivelstrutje.
In 1799 schrijft Stephanus Hanewinckel die al reizend door de meierij trok: “Geldrop zou een welvaarend dorp weezen wanneer deze beter orde op hunne zaaken stelden, doch de coffie en jenever verslinden hier ontzagelijk veel tijd en geld”.
De Langstraat alhier werd ooit het “Sneivelstrutje” (jeneverstraatje) genoemd en dat zegt al genoeg over het drankgebruik. Rond 1795 waren er in Geldrop en Zesgehuchten (dat toen een aparte gemeente was) 2 jeneverstokerijen, 3 bierbrouwerijen en maar liefst 20 herbergen en tapperijen op een totale bevolking van 1850 inwoners, waarvan 400 mannen.
De 2 jeneverstokerijen, de “Roode Leeuw” en “De Keijser” waren eigendom van Adriaan van den Heuvel (1721-1806). Zijn zoon Wilhelmus Adrianus van den Heuvel (1764 – 1824) was een bekende bierbrouwer en diens zoon Adrianus van den Heuvel (1794 – 1854) kocht de Herberg “De Zwaan” aan de Grote Heuvel. Deze Adrianus is samen met Hendrik Eijcken in die tijd ook begonnen met het fabriceren en verkopen van wollen stoffen. Adrianus is later alleen door gegaan waaruit de Wollenstoffenfabriek A. van den Heuvel & Zn is ontstaan. Op de plaats van de oude fabriek uit 1863 in de Molenstraat (nu het weverijmuseum) stond in de 18e eeuw één herberg vlak naast de watermolen “Het Pannehuijs” en één op de hoek Heuvel/Wielstraat “De Wildeman”.
Zoals gezegd veel gelegenheden in die tijd die het drankgebruik onderhielden. En niet in de minste plaats de fabrikeurs uit die tijd die meestal eigenaar waren van deze herbergen.
Zo zie je dat via jenever, bier en wollenstoffen en de familie Van den Heuvel er uiteindelijk een weverijmuseum is voortgekomen!